Geschiedenis van het smidsvak

Het beroep van smid bestaat, sinds de mens omstreeks 3000 v.C. begon met het winnen en bewerken van metalen (Klein-Azië en Midden-Oosten). In allerlei bronnen worden namen van smeden genoemd. In de Bijbel lezen we in het boek Genesis 4:22 over ene ‘Tubal-Kaïn, de vader van de smeden. Allen, die koper en ijzer bewerken’. Ook in de klassieke mythologie wordt een smid bij naam genoemd: Hephaistos (Gr.) oftewel Vulcanus (Rom.).

Hoefnix
Bij de Germanen en Kelten (West-Europa) stond het smidsambacht op zeer hoog peil. De bekendste Keltische smid is wellicht Hoefnix uit het Gallische dorp van Asterix en Obelix (begin jaartelling).

Ieder dorp een smid
Vanaf de Middeleeuwen tot en met de 19e eeuw had iedere stad en ieder dorp minstens één (hoef)smid. Er moesten immers wapens worden gesmeed, gereedschappen worden gerepareerd, houten wielen voorzien van metalen banden enzovoorts.
Als gevolg van de industrialisatie verdween het aloude ambacht in de loop van de 20e eeuw bijna helemaal. Smederijen werden constructie- en installatiebedrijven. Zo ook in Elburg.

Hoefsmeden gewild
Ook met het ambacht van de hoefsmid ging het slecht. Het trekpaard werd vervangen door vrachtwagen en/of tractor. Maar dankzij de snelle opkomst van het rijpaard hebben de mobiele hoefsmeden het drukker dan ooit. Niet voor niets zijn er momenteel drie onderwijsopleidingen tot hoefsmid.

Heilige hoefsmid
Zoals veel oude beroepsgroepen hebben ook de smeden een patroonheilige, namelijk Sint Eligius of Eloy (590 – 660).
Eligius werd omstreeks 590 in Chatelac bij Limoges (Fr.) geboren. Al tijdens de zwangerschap was Eligius’ moeder overtuigd dat ze een ‘heilig’ kind zou gaan baren.
Daar zag het aanvankelijk helemaal niet naar uit. Eligius werd gewoon handwerksman, eerst hoefsmid en later goudsmid en muntmeester.

Koninklijke baantjes
Hij trad als zodanig in dienst van het Franse vorstenhuis. Hij ontwierp en sloeg munten, vervaardigde reliekschrijnen, bustes en smeedde een gouden zetel voor koning Chlotarius II. Men zegt dat Eligius de benodigde hoeveelheid goud voor de zetel op wonderbaarlijke wijze vermenigvuldigde om zodoende het restant stiekem aan de armen te geven.
In 632 verliet Eligius het hof omdat hij priester wilde worden. Hij stichtte het klooster Solignac, werd tot priester gewijd en bracht het zelfs tot bisschop van Tours en van Doornik-Noyon.
Van hieruit ondernam hij de kerstening van Vlaanderen, stichtte nog vele kloosters, kocht slaven vrij en voelde zich niet te voornaam om zo nu en dan zijn oude beroep uit te oefenen.

Onwillig
Toen Eligius eens een onwillig paard moest beslaan, hakte hij het been af, zette het ijzer aan de hoef en zette vervolgens het been weer aan het paard. Hij stierf op 1 december 660 (zijn gedenkdag) in het klooster van Noyon.